Het leek me mooi, alle biologische en pleegkinderen in ons huis op een foto aan de muur. Ieder mocht zijn of haar mooiste portretfoto kiezen en ik plaatste ze op drie identieke planken in negen identieke lijstjes van identieke grootte. Daar had ik over nagedacht: gelijkheid waar het kan. Ik zette ze neer op volgorde van leeftijd. Dat leek me eerlijk en goed uit te leggen. Dat daarmee onze biologische kinderen vooraan kwamen te staan was niet omdat ze belangrijker zijn. Zij zijn immers de oudsten. De vijf pleegkinderen plaatste ik er achteraan en daarmee was iedere schijn van ongelijkheid en oneerlijkheid getackeld. Over leeftijd valt tenslotte niet te twisten.
biologische werkelijkheid En toch klopte er iets niet. Het duurde even voor ik leerde waardoor dat kwam. Het klinkt misschien vreemd als ik zeg dat zo’n rijtje foto’s onrust gaf, maar zo was het wel. Want het brengt een voelbare werkelijkheid aan het licht. Die voelbare werkelijkheid geeft een andere waarheid aan. De waarheid dat biologische kinderen in een samengesteld gezin hun plek niet krijgen op basis van hun leeftijd, maar omdat ze biologisch zijn. Al waren ze de jongsten van het hele huis, hun plek is altijd vooraan in de rij. Zíj vormen het basisgezin. Het gezin dat samen heeft besloten om plaats te geven aan kinderen van andere biologische ouders. Kinderen die zelf elders hun eigen basisgezin hebben. Die daar horen en daar hun plek in de rij hebben. Hoe ver hun ouders wellicht ook van hen verwijderd zijn, fysiek of mentaal. En hoe pijnlijk dat ook is.
Ik had er over nagedacht: gelijkheid waar het kan.
Het rijtje heb ik inmiddels aangepast. Onze biologische kinderen staan nog steeds vooraan, maar de pleegkinderen staan op volgorde van hun plaatsingsdatum in ons huis. Daarmee klopt het verhaal. En dat geeft rust.
Is dit vergezocht? Zeker niet. Wie zelf in een samengesteld gezin is opgegroeid weet dat deze subtiele zichtbaarheden essentieel zijn. Ik ken het uit mijn eigen leven.
In de jaren tachtig kon je Delfts blauwe geboorteborden voordelig laten maken met kortingsbonnen uit ‘De Blije Doos’. Na het overlijden van mijn moeder hertrouwde mijn vader. Van ieder kind dat uit dat tweede huwelijk geboren werd prijkte zo’n prachtig geboortebord chronologisch aan de muur. Van de kinderen uit ons basisgezin was zo’n bord er niet.
Heel logisch verklaarbaar; die borden werden in de jaren zeventig waarschijnlijk nog niet gemaakt. Het missen van mijn naam op een bord aan de wand bracht mijn toch al zo onzekere bestaansrecht aan het wankelen. De diepe behoefte van ieder kind om gezien en erkend te worden op de plek die het toebehoort is onwaarschijnlijk belangrijk. Zoiets schijnbaar onbenulligs als een rijtje geboorteborden of foto’s raakt aan die kern.
rust in het systeem Alle pleeg-, stief- of op een andere manier samengestelde gezinnen kennen al dan niet bewust deze gevoeligheden. Hoe begrijpelijk ook, wind vooral geen doekjes om de waarheid, laat de ongewoonheid er gewoon maar zijn. Daar wordt de pijn niet minder van, maar het geeft wel rust in het systeem. Ik geloof sterk in de waarde van het gezin als noodzakelijke basis voor onze samenleving. Dan kan er gerust wat storm en onrust door je leven waaien, maar val je niet zomaar om, want je kent je plek. Fascinerend in dit verband is de traditie van een koningshuis, zoals we dat de afgelopen weken volop konden volgen. Als er ergens een systeem van duidelijkheid over plek en rol is, dan is dat wel in een koninklijke familie. De oudste is de erfopvolger, de route is bepaald. Daar mag je van alles van vinden, maar duidelijk is het wel. Of kijk eens in de Bijbel. Op plaatsen waar gerommeld wordt met de posities van kinderen in een gezin, ontstaat gedoe. Zoals bij Jozef, die werd behandeld als de belangrijkste zoon, terwijl hij feitelijk de elfde was. Zijn foto werd duidelijk op de verkeerde plek gehangen. Terwijl z’n vader Jakob vanuit eigen ervaring toch beter had kunnen weten.
Deze column van Anita is gepubliceerd in het Nederlands Dagblad van maandag 26 september '22.
Opmerkingen