
Terwijl wij onze oververhitte lijven laven in het verrukkelijke water van de Ligurische Zee (het zij je vergeven als je niet weet waar die ligt), zien wij op het strand een onbekende vrouw naar onze handdoeken lopen. Ze schuift ze aan de kant en legt die van haarzelf op de ruimte die is ontstaan. We waren juist van plan het water te verlaten, maar opeens voelen we haast. Wat we natuurlijk niet willen laten blijken, dus we lopen zo relaxed mogelijk naar onze spullen.
twee stemmen Wat zou jij doen, als je zorgvuldig neergelegde spullen ongevraagd door een ander worden verplaatst? Bij mij ging dat ongeveer zo. In mijn hoofd twee stemmen: ‘Blijf vriendelijk, altijd. Je weet nooit waar een ander allemaal mee in z’n hoofd loopt. Misschien is haar vader net overleden of haar hond verdronken’ en de andere stem: ‘#@!!?*#’ (niet nader te beschrijven). Nog voordat ik ook maar iets kan zeggen, maakt de vrouw van rond de vijftig in haar beste Engels duidelijk dat zij op die plek zat, maar haar handdoeken had weggehaald omdat ze anders vies werden van het zand. Ze hoort ons ondertussen tegen elkaar praten en zegt dan opeens: ‘Ah, jullie zijn ook Nederlands?’ Waarop onze zoon zegt: ‘O, ik wilde u net gaan uitschelden in onze eigen taal.’
Nu voel ik vooral oorlog in mijn eigen hoofd.
Aangezien wij naar geen enkele andere kant kunnen verschuiven en zij duidelijk niet van plan lijkt haar spullen weer te pakken, neem ik mijn handdoek op en zoek een plek verderop. In m’n eentje. Ja hoor, de conflictmijder in mij heeft haar taak weer volbracht – probleem opgelost, zou je zeggen. Nou nee. Dat probleem zet zich voort in mijn hoofd. Het volgende halfuur word ik geteisterd door zelfverwijt en ‘Nederlandse vrouw van rond de vijftig’-haat die ik in allerlei geuren en kleuren had willen uitschelden boven haar zandloze handdoek. Ik wilde de vrede bewaren, maar voel nu vooral de oorlog in mijn eigen hoofd. Natuurlijk gaat dit nergens over als je het vergelijkt met wat ik diezelfde avond op mijn nieuws-app lees over de inname van Kabul, maar ergens gebeurt hier in het klein wat in het groot oorlogen ontketent. Want van wie is dit strand, van wie is dit land? Als ik ergens mijn handdoekje heb uitgespreid, mijn hoofd heb neergelegd en de ander verjaag, is het dan van mij? We knokken allemaal voor onze plek. Soms heel vreedzaam, soms hondsbrutaal of ergens daartussenin. We voeden onze kinderen weerbaar op, leren ze stevig te staan en hun plek in te nemen. Maar wat nu als dat dezelfde plek is die een ander ook net begeert? Lukt het dan ook om vrijgevig te zijn, zonder jezelf onbelangrijk te vinden en met een rotgevoel achter te blijven?
aan de kant Het wordt weer spannend de komende weken voor kinderen die een start maken op een nieuwe school, of die na een lange corona-afwezigheid hun groepspositie opnieuw moeten verkennen. Tegen deze kinderen en hun ouders zou ik willen zeggen: wees geen Anita. Spreid gerust je handdoek uit op de plek die jij graag wilt, waar ruimte is. Het hoeft geen kamerbreed tapijt te zijn; laat ruimte voor de ander. En sta daarvoor in, of onderhandel erover op basis van gelijkwaardigheid. Niet alle kinderen en jongeren zullen de moed of de wil hebben de weg naar school weer te vinden. Ook dit schooljaar zullen kinderen aan de kant blijven staan omdat zij te bang zijn om te gaan. Of omdat ze hebben ervaren dat voor wie zij zijn, geen ruimte wordt gemaakt. Zij houden hun handdoek veilig in de tas. In ons gezinshuis heb ik van dichtbij gezien hoe moeilijk het dan wordt om die er ooit weer uit te krijgen. Docenten en leerlingen zijn eigenlijk de enigen die dan nog een ingang kunnen maken om de verlorene terug te halen en uitnodigend te zijn voor wat mogelijk afwijkend is, maar net zo goed een plek verdient. Zodat deze kinderen weer het lef krijgen hun handdoek uit te rollen en zich neer te vlijen voordat ze definitief hun handdoek in de ring gooien. Met alle destructieve gevolgen van dien.
Deze column van Anita stond op maandag 23 augustus in het Nederlands Dagblad.
Comments