Het is 1984. Zesde klas van de lagere school. De vooravond van het gele koffertje met de bijbehorende reorganisatie en naamswijzigingen als ‘achtste groep’ en ‘basisschool’. Waar de directeur nog de hoofdmeester is en tevens mijn meester van de zesde klas. Met slechts één uitgeroosterde middag per week voor zijn hoofdmeestertaken.
In mijn herinnering breng ik heel wat uurtjes door op de gang. Vergezeld van mijn taalboek met het dictee van de week. Twaalf nieuwe woorden in een context van twaalf zinnen. Zes keer overschrijven. Erg creatief zijn die straffen niet. Doorgaans onderga ik het gelaten. Inleveren en weer door. Het meest ben ik te raken als mijn gymles me wordt ontnomen, het heerlijkste moment van de week. Dat maakt me verschrikkelijk boos, wat me vervolgens op verdubbeling van de straf komt te staan. Twee keer zes dictees, tijdens de gymles. Ik haat de meester met heel mijn hart.
Een andere herinnering dringt zich eveneens aan mij op. De meester die even de klas verlaat en mij vraagt op zijn stoel te gaan zitten. Ik mag voorlezen. ‘Verdwaald in de wildernis van Piet Prins’, bladzijde 83. Ik voel me gezien en ben zielsgelukkig.
angst voor straf
Het is 1994. Nu zit ik dagelijks op ‘de stoel van de meester’. Met een plan voor de dag en een verwachting van de groep. Gevormd door mijn eigen ervaring neem ik mij heilig voor zo min mogelijk repressief te werken. Straffen heeft geen zin. Het ongewenste gedrag zal wellicht stoppen, maar vanuit de verkeerde motieven.
Angst voor straf bewerkt stiekem gedrag, vaardig worden in het ontlopen van sancties. Het ondermijnt het vertrouwen en het verpest de relatie. Terwijl een kind in nood juist de relatie nodig heeft voor herstel van zijn of haar plek in de groep, in het gezin, in welk verband dan ook. Inzetten op de relatie dus.
Deze overtuiging heeft diep wortel geschoten, maar de praktijk is aan de gebrokenheid onderhevig en niet in de laatste plaats die van mezelf.
Want anno 2022 grijp ik nog steeds te vaak mis. Hoor ik mezelf tegen de politie zeggen dat het tijd wordt dat ze ons pleegkind een nachtje in de cel zetten, zoals ze hadden aangekondigd bij het vorig vergrijp, in plaats van weer een kans te geven met een zachtmoedige ‘laatste waarschuwing’. Neem ik een mobieltje in voor een dag voor iets wat niks met mobieltjes te maken heeft, omdat ik weet dat dát een sanctie is die pijn doet.
En zo ben ik gewoon tóch die meester van de zesde klas. Kies ik voor uitsluiten in plaats van insluiten. Grijp in eigen machteloosheid naar een ‘knuppel’, in plaats van een knuffel. Wee mij en allen die onder mij gesteld zijn.
dragen van gevolgen
Het helpt mij mezelf eerlijk te onderzoeken. Niet alles kan perfect, niet alles hoeft perfect. Ik moet soms excuses maken als ik zelf te achterdochtig was, te humeurig of te bang mijn eigen plek te verliezen. Het is zo gemakkelijk om te wijzen naar het kind dat te moeilijk, te ongehoorzaam, te stil of te druk is. Gedrag ontstaat altijd in relatie. En daar ben je zelf dus onderdeel van.
Ik wil van straf niet meer weten. Wel van het dragen van de gevolgen van het eigen gedrag. ‘Ik zie dat jullie nu vast pauze nemen tijdens de rekenles? Prima, dan wisselen we het om. Doen we de rekenles tijdens de pauze.’
Een logische consequentie van gedrag. Wat je nu laat liggen blijft op je wachten voor straks. Of in het groot: als meester Poetin meent dat Oekraïne hem toebehoort en met bommen gaat gooien om dat voor elkaar te krijgen, wekt hij enkel haat en verharding op. Wie wind zaait, zal storm oogsten.
Moet het strafrecht dan maar afgeschaft worden? Straft het kwaad altijd zichzelf? Was dat maar waar. Soms moeten mensen tegen zichzelf in bescherming worden genomen, hoe verdrietig dat ook is. En juist ook die mensen wens ik toe dat ze worden omringd door iemand die de hoop in hen niet verliest. Die kan zien dat ze af en toe ook even op de stoel van de meester moeten worden gezet. Daar waar hun passie zich bevindt.
Deze column van Anita Zeldenrust is gepubliceerd in het Nederlands Dagblad van maandag 28 maart 2022
Comments