In deze maanden vind ik het eigenlijk wel jammer dat ik al sinds een jaar of vijf geen papieren agenda meer gebruik. Ik bewaarde ze altijd en het lijkt me over een jaar of wat best grappig om mijn kleinkinderen te laten zien dat daar in 2020 wekenlange leegtes vanwege doorgestreepte afspraken zichtbaar zijn. Ik heb nog een stapel agenda’s liggen uit lang voorbije jaren. Mijn allereerste was een ‘gratis voor trouwe donateurs-exemplaar’, ik meen van de stichting Bartimeus. Mijn broer had een agenda en dat leek mij ook wel wat. Niet dat ik daar in groep 8 nou zoveel in te vermelden had, maar het hebben van een agenda suggereerde het hebben van een leven.
Dat ‘leven’ heb ik dus van jongs af aan bewaard en bij iedere verhuizing of Marie Kondo-opvlieging wordt de stapel iets dunner. Zo heb ik kennelijk een aantal agenda’s van on-interessante jaren weggegooid. Die waarin de werk-, kerk- en kinderdingen voortdurend in de repeat-stand staan. Waar je dan doorheen bladert en denkt: saai leven, of eigenlijk: geen leven.
huwelijk
Een van de agenda’s waar ik met plezier doorheen blader, is die van 1995, het jaar van ons huwelijk. Onze lijst voor de organisatie van die grote dag was per actiepunt uitgeknipt. We plakten ze een voor een bij de week waarin ze moesten worden uitgevoerd. Van het regelen van een trouwlocatie tot het boeken van de huwelijksreis. Ik kan er niet naar kijken zonder het bijbehorende gevoel van spannende verwachting opnieuw te ervaren. En ik prijs mijzelf gelukkig. Zovelen hebben juist soortgelijke herinneringen bij het oud papier gezet om niet weer bepaald te hoeven worden bij die verwachtingsvolle spanning. Omdat die uitliep op een diep verdriet of pijnlijke teleurstelling.
Meer een thuisplek voor twee kwetsbare zielen.
In een interview met Frits Spits dat afgelopen week op tv was, vertelde hij over het gemis van zijn vrouw Greetje, die twee jaar geleden stierf. Tientallen jaren waren ze samen geweest en hij vond het achteraf zo spijtig dat veel van die tijd nogal ongemerkt voorbij gegleden was. Jaren waarin hij zich meer bewust had willen zijn van het mooie dat ze samen hadden. Een belangrijke les voor ieder die wordt aangetast door de lauwheid van vanzelfsprekendheid. Deze coronatijd is een uitstekende kans om saaiheid, herhaling en eenvoud te leren herwaarderen. Van fomo naar jomo: de ‘joy of missing out’
Vijfentwintig huwelijksjaren staan er binnenkort op onze teller. We hadden de actiepunten voor een flink feest alweer op een rijtje gezet. Aan het knip- en plakwerk zijn we niet meer begonnen, want ook door dit agendapunt gaat helaas een streep. Het is niet anders, het doet niets af aan de diepe dankbaarheid die ik voel over al die jaren vol lief, vol leed én vol vanzelfsprekendheid.
onvoorspelbare verbintenis
Zou ik er nu weer aan begonnen zijn? Geen idee. Bij de jongeren van nu bespeur ik veel meer voorzichtigheid bij het aangaan van zo’n levenslange, onvoorspelbare verbintenis als een huwelijk. De praktijk van alledag leert hen dat de kans op mislukken minstens zo groot is als de slagingskans. Daardoor krab je jezelf wel even achter de oren.
In de jaren negentig was ik daar veel minder mee belast. Wist ik veel. Echtscheidingen waren tamelijk uitzonderlijk in mijn directe omgeving. Het huwelijk leek me geweldig. Misschien wel meer door wat ik er in mijn idealen van verwachtte dan wat ik er om me heen van zag. En dat heb ik geweten. Het huwelijk vervult nooit alle verlangens van je hart, zeker niet als dat hart al gehavend aan dat avontuur begonnen is. Het is veel meer een thuisplek voor twee kwetsbare zielen die het geluk van de ander voor ogen hebben. Ja, vooral dat. Niet wat ík er uit kan halen, hoe ik wil dat jij bent, maar wat ik jou kan geven, hoe ik jou kan waarderen in wat jij nu al bent, in hoe God naar jou kijkt.
Het kost wat jaren om dat onder de knie te krijgen, maar als je elkaar trouw belooft, zou dat zomaar vijftig jaar kunnen duren. Met lief, met leed, en heel veel heerlijke vanzelfsprekendheid.
Deze column schreef Anita enkele weken voor het zilveren jubileum van haar huwelijk met Tiemen, gepubliceerd in het Nederlands Dagblad van 25 mei 2020
Comments