In een gezinshuis is tijd voor jezelf erg schaars, dus wij hebben daar een vitaliteitsplan voor; een jaarplan voor onze eigen geestelijke, lichamelijke en sociale gezondheid. Er staat al vast wanneer ik in 2021 weer drie dagen in m’n eentje op stap ga, wanneer we met vrienden een weekendje weg kunnen gaan of samen een ochtend de boel de boel laten. Omdat wij op die momenten een grote groep ondersteuners moeten inschakelen die de gezinshuiskinderen opvangen is dat planmatig werken noodzakelijk. Maar eerlijk gezegd bevalt dit ons zo goed dat ik er spijt van heb dat we dit de eerste vijfentwintig jaar van ons gezinsleven niet hebben gedaan. Want je kinderen zijn er altijd. Als je daarnaast een baan hebt die veel van je vraagt en ook nog eens iemand bent die in kerk en buurt een roeping ervaart, is een agenda al snel te vol om er nog vitaliteitsideeën tussen te persen. En als je dat dan toch probeert, levert het eerder stress dan ontspanning op.
Toen wij het boek Herstel van het gewone leven van de christelijke opvoedgoeroe Wim ter Horst (1929-2018) nog eens onder het stof vandaan haalden bij de start van ons gezinshuis viel ons op dat hij zich daar decennia geleden al sterk voor maakte. De eerste hoofdstukken van zijn boek gaan maar over een ding: zorg als opvoeder eerst goed voor jezelf. Daarmee leg je de basis voor een gezond opvoedklimaat. Dus zat ik volgens planning in een klooster. Thuis was het goed geregeld, dus ik kon zorgeloos op pad. Wat me bij aankomst direct raakte was het allereerste middaggebed waarin de retraiteleider ons vroeg hardop de namen te noemen van de mensen die je maar moeilijk kon loslaten deze dagen. Zodat je de zorg voor en over hen echt even uit handen kon geven. Ik geloof dat ik de naam van mijn man wel twee keer heb genoemd. Ik dacht dat hij dat wel kon gebruiken.
'Zonder schuldgevoel kon ik ieder negeren.'
drie dagen je mond houden
Het is een bijzondere gewaarwording om drie dagen je mond te moeten houden. De mensen om mij heen doen hetzelfde, dus zonder schuldgevoel kon ik ieder negeren. Neem daarbij de anderhalvemeterregel en ik leef opeens alleen nog maar voor mezelf. Onnatuurlijk, maar toch was het helpend echt daar te blijven waar ik nu even moest zijn: bij mezelf en gericht op wat God in de stilte te zeggen heeft.
Geleidelijk aan pelde ik de laagjes van mijn zorgen om anderen, gemis en verdriet, mijn gemaskeerde leegte en angst, coping-strategieën (hoe je met problemen en stress omgaat), fouten en falen en wat er allemaal nog meer aan mij vastkleefde, langzaam van me af. Er is geen ontkomen meer aan, poedelnaakt is dat. En best confronterend. En juist dan, als alles stil wordt, lukt het beter om te kijken, te voelen, te proeven, te ruiken en te horen waar ik op gewone dagen zomaar aan voorbij ga. Juist dan, in mijn kwetsbaarste zijn kan ik de liefde verdragen, die zich mild en genadevol laat zien. En zoals zanger Typhoon afgelopen week zei: ‘Ik heb het met man en macht anders willen noemen, maar ik kan er niet omheen. Het is gewoon God.’ Dat is nog eens wellness.
Deze column schreef Anita voor het Nederlands Dagblad van 23 nov 2020
Opmerkingen